Nageslacht in het aquarium

Met name pantsermeervallen en guppy’s zijn bij ideale omstandigheden zeer vruchtbaar. Daarom moet je goed overwegen of je beide geslachten wilt houden, want al snel rijst de vraag: Wat te doen met al die jongen? 
 
Er zijn echter ook gevallen waarin het gewoon niet wil lukken met de nakomelingen. Hoewel de vissen succesvol broeden en de jongen snel uitkomen, zijn ze plotseling allemaal verdwenen. Wat is er met hen gebeurd? 

Een bron van gevaar is de techniek in het aquarium. Zo kunnen bijvoorbeeld sommige kleine vissen in de filter worden gezogen. Als preventieve maatregel moet je daarom een fijnmazig rooster voor de inlaatopening plaatsen. 
 
De veel waarschijnlijkere en vaker voorkomende oorzaak van het plotselinge verdwijnen van de nakomelingen is echter dat hun ouders of andere huisgenoten ze als voedsel beschouwen. Voldoende schuilplaatsen in het aquarium voorkomen dit kannibalisme. Met wortels, stenen en planten kun je welkome toevluchtsoorden creëren voor de kwetsbare jongen. 

Voor sommige soorten zijn de schuilplaatsen echter niet goed genoeg. Vooral bij cichliden en baarsachtigen zullen de jongen toch worden gepakt. In dat geval helpt een apart opkweekbakje. 
 
– Of je plaatst direct een paar dat klaar is om te paren, of – in het geval van levendbarende vissen – een drachtig vrouwtje en hoopt dat het snel begint. 
– Of je wacht tot het legsel in het aquarium wordt afgezet of de jongen uitkomen.

Om te voorkomen dat de eieren, larven of jongen in contact komen met lucht, moet je een met water gevulde container gebruiken om ze over te zetten. Het opkweekbakje wordt gevuld met aquariumwater en moet net als het hoofdaquarium eerst een tijdje draaien voordat het wordt gebruikt. 

Kort nadat de kleintjes vrij rondzwemmen, willen ze al gevoerd worden. Kleine nakomelingen zoals tetra’s, barbelen en labyrintvissen hebben in het begin vloeibaar of stofvoer nodig. Grotere soorten zoals cichliden of tandkarpers eten vanaf het begin graag kleine kreeftenlarven.

Voor bijna alle vissoorten zijn grassen van protozoa en artemia euplii geschikt om mee te kweken, die je allebei prachtig zelf kunt kweken. Ook voor de nakomelingen in het aquarium geldt: vaker en spaarzaam voeren!

In plaats van het opkweekbakje kun je een afzetkastje gebruiken. Nadat de eieren in het aquarium zijn gelegd, zet je ze over naar het kastje. De eerste dagen voor en na het uitkomen voeden de larven zich met hun dooierzakreserves, daarna moet je meerdere keren per dag bijvoeren. Zodra de vissen 1-2 cm groot zijn, kun je ze weer vrijlaten in het aquarium.