Een tuin vol vrolijk tsjilpende vogels en zoemende insecten

Vogels voeren is heel leuk! Bij voederstations in de tuin of op het balkon kunnen de dieren echt vertrouwen krijgen als ze zich veilig voelen bij het eten. Na een tijdje vinden ze het niet meer erg als je ze observeert. Maar waarom vinden wilde vogels zelf niet genoeg voedsel?

Vroeger werden wilde vogels alleen in de late herfst en winter gevoerd. Je kan je beslist voorstellen waarom vogels in de winter nauwelijks voedsel vinden wanneer alles bedekt is met een dikke laag sneeuw. De struiken en bomen dragen geen vruchten en de granen en zaden die ze de rest van het jaar eten, zijn al opgegeten of door sneeuw bedekt. En aangezien de meeste insecten in de winter in winterslaap gaan, vinden ook de insectenetende vogels niets om hun buikje te vullen. Het is dus duidelijk: de hongerige snaveltjes moeten gevoerd worden.

Maar de laatste jaren wordt het voor wilde vogels steeds moeilijker om voldoende voedsel te vinden, zelfs in de lente en de zomer. Veel insectensoorten zijn uitgestorven en ook de diversiteit aan planten is afgenomen. Daarom is het goed als je het hele jaar door voor voedsel en snacks zorgt. Zorg ervoor dat je in de zomer niet te veel voedsel in één keer aanbiedt. In de zomer vinden vogels ook voedsel in de natuur en dan kan het gebeuren dat je voedsel bederft en de wilde vogels maagproblemen krijgen – en dat wil je natuurlijk niet!

Zoek samen met je ouders een plek in je tuin waar de vogels het vogelvoederhuisje snel kunnen ontdekken. Ideaal is een huisje in de schaduw tot halfschaduw en beschermd tegen wind en regen.

Om te voorkomen dat de wilde vogels ziek worden, moet je het voederhuisje regelmatig schoonmaken. Dat doe je best met warm water, samen met je ouders. Uiteraard kan je ook meerdere voerbakjes of voederhuisjes in de tuin plaatsen.

In de meeste woongebieden is het voor vogels niet zo gemakkelijk om water te vinden. Maar net als wij hebben vogels water nodig om te overleven. Dus zijn ze heel blij als je een vogelbadje in je tuin zet. Wist je dat veel vogels het vogelbadje niet alleen gebruiken om te drinken maar ook om zich te wassen? Zo kun je toekijken hoe ze baden – wat er vaak erg grappig uitziet. Maar omdat de vogels je vogelbadje ook gebruiken als plonsbad, is het erg belangrijk dat je het vogelbad ook regelmatig bijvult met vers water en schoonmaakt met warm water. Aangezien het natuurlijk geen zwembad met chloor in het water is, kunnen besmettelijke ziekten zich anders snel verspreiden. En weet je wat aan een vogelbadje nog zo goed is? Ook insecten zoals kevers, libellen en vlinders komen graag langs voor een drankje!

Nestkastjes helpen veel vogels. Tijdens het broedseizoen kunnen de vogelouders hun eieren uitbroeden en de kuikens in alle rust en beschermd tegen vijanden grootbrengen. Dat is voor hen een grote hulp. Misschien heb je al eens vogelouders geobserveerd? Ze hebben echt veel te doen en zijn blij als ze niet ook nog een nest moeten bouwen. In de winter bieden de nestkasten onderdak aan andere dieren. Zo worden ze graag door kleine dieren zoals relmuizen en vleermuizen als knuffelhol gebruikt. Als er geen bomen met holtes of andere schuilplaatsen in je tuin zijn, zijn nestkastjes een heel goed idee. Om de vogels niet te laten schrikken, is het beter om tijdens het broedseizoen niet in de buurt van het nestkastje te komen. Als het broedseizoen voorbij is, kun je het kastje schoonmaken, want in de winter komen nieuwe bewoners. Borstel het grondig uit en spoel het af met heet water. Als het opgedroogd is, kunnen de relmuizen, slaapmuizen of vleermuizen er intrekken. Ook deze dieren houden er niet van om gestoord te worden – dus maak de nestkast pas in februari weer klaar voor het volgende broedseizoen.

Gaan insecten op vakantie? Checken ze in insectenhotels in en liggen ze ‘s namiddags aan het zwembad? Natuurlijk niet! Maar ze voelen zich net zo comfortabel in een insectenhotel als jij in een luxe vakantiehotel. En het goede daaraan is: Met een insectenhotel help je insecten te beschermen en vele soorten van uitsterven te redden. De natuur is zo veranderd dat er weinig natuurlijke habitat overblijft voor insecten. In de hotels kunnen ze rustig nestelen, maar ook overwinteren.

Stel je het zo voor: Een insectenhotel heeft verschillende kamers en suites, omdat elk van de dierlijke gasten zijn eigen behoeften heeft. Dus het is vergelijkbaar met een hotel voor ons mensen. Vooral wilde bijen, hommels en vlinders doe je een groot plezier met een insectenhotel! Omdat insecten warmte nodig hebben, kun je het insectenhotel samen met je ouders plaatsen op een plek waar het de hele dag zon krijgt. Dan is het warm en ook meestal niet zo winderig voor de insecten. Bovendien droogt het insectenhotel sneller als het geregend heeft en koelt het in de winter minder snel af. Een warm hotel houdt de insecten warmer, waardoor ze gezonder en actiever zijn. En ook de kleine larven hebben voor hun ontwikkeling veel zon en warmte nodig om in het voorjaar uit te komen.

Plaats je insectenhotel niet direct op de grond, maar op een verhoging die bij voorkeur een meter boven de grond ligt. Zo bescherm je het hotel tegen bodemvocht. Om ervoor te zorgen dat de insecten voldoende nectar en stuifmeel te eten hebben, is het ideaal als je het hotel in de buurt van bloeiende planten plaatst. Bijen houden bijvoorbeeld van fruitbomen, klimop en klaver. Vlinders en vliegen geven de voorkeur aan vlierbessen of seringen in de buurt.

Voor bijen hoef je overigens niet bang te zijn. Ze steken namelijk alleen als ze zichzelf of hun korf willen verdedigen. Als je een bij wilt benaderen, zorg er dan voor dat je heel rustig en voorzichtig beweegt, dan zal ze zich niet bedreigd voelen en geen noodzaak zien om te steken. Bijen zijn voor de natuur heel belangrijk. Ze vliegen stuifmeel van de ene bloem naar de andere en bestuiven daarbij de planten – zo kunnen deze zich voortplanten. Planten kunnen maar op twee manieren worden bestoven: Ofwel zorgt de wind ervoor, ofwel dieren zoals bijen, vliegen, wespen, kevers en soms zelfs vogels of vleermuizen. Maar het gaat niet alleen om bloemen, zoals je misschien denkt. Fruit, bessen, groenten, granen, maïs – kortom, meer dan 75 procent van onze gewassen die we nodig hebben om te overleven, zijn afhankelijk van bestuiving door bijen. Als we de bijen zouden verliezen, zou dat een ramp voor ons zijn!