Voeding voor kittens en senioren: tips voor elke levensfase

In de eerste weken en maanden van hun leven is de gerichte verzorging van een kitten met precies de juiste voeding essentieel. In ongunstige omstandigheden moet je zelfs een stap eerder beginnen: als het moederdier te weinig melk heeft of als je voor weeskatjes moet zorgen, moet je speciale kattenmelk gebruiken.

Tussen de vierde en achtste levensweek vindt de langzame overgang van melkvoeding naar vast voedsel plaats. De kittens beginnen geïnteresseerd te raken in de voerbak van de moeder en voeden zich afwisselend een tijdje met moedermelk en vast voer, terwijl de melkstroom bij de moeder langzaam afneemt.

Tussen de achtste en de tiende week kan de kitten volledig worden overgezet op kattenvoer. Geef hem allereerst hoogwaardig junior volledig diervoeder. Er is een ruim assortiment van dergelijke speciale babyvoeding verkrijgbaar.

Pas na ongeveer zeven maanden is de kitten zo ver gegroeid dat er een geleidelijke omschakeling van kitten- naar volwassen voer kan plaatsvinden. Voer de kitten niet eerst met voer voor volgroeide katten: zoals hieronder wordt uitgelegd, kan dit zeer schadelijk zijn. Je moet de fase van het overschakelen op vast voer gebruiken om de kitten kennis te laten maken met zoveel mogelijk verschillende smaken en merken. Diversiteit in een vroeg stadium voorkomt kieskeurigheid bij het volwassen dier. Sommige katten reageren echter gevoelig op voortdurende veranderingen en kunnen dan diarree krijgen. Vraag dan je dierenarts om advies.

De eerste fase van het leven van een kitten bestaat voornamelijk uit twee dingen: de wereld verkennen en heel veel groeien. Het organisme van je huistijgertje doet zwaar werk: binnen een paar maanden wordt een klein, hulpeloos dier een energiek, behendig wezen dat de aandacht opeist van iedereen in zijn omgeving. Het lichaamsgewicht verveelvoudigt en het grappige rondstappen groeit uit tot adembenemende acrobatische en atletische prestaties. Dit alles kan zich alleen op een gezonde manier ontwikkelen als de kitten voer krijgt dat alle belangrijke componenten bevat in een verhouding die past bij zijn leeftijd. Een kitten heeft ongeveer twee keer zoveel energie nodig als een volgroeide kat; kittenvoer heeft navenant hogere voedingswaarden.

De kleine maag van een kitten is ontworpen om kleinere porties voedsel op te nemen; er is simpelweg niet genoeg ruimte voor een ‘volwassen portie’. In tegenstelling tot de volgroeide kat heeft het dier daarom veel kleine porties nodig, die gelijkmatig over de dag moeten worden verdeeld. Kattenvoer moet goed verteerbare eiwitten bevatten; dergelijke goed verteerbare voeding houdt rekening met de snelle stofwisseling van de kitten en maakt de opname van zoveel mogelijk aminozuren mogelijk. Aangezien er maar weinig voedsel tegelijk kan worden geconsumeerd, maar de energiebehoefte van de kitten erg hoog is, moet je ervoor zorgen dat het voer van de kitten bijzonder energierijk is. De kitten moet vanaf het begin ook altijd toegang hebben tot droogvoer: het fijnmaken van harde brokjes versterkt de kauwspieren en voorkomt tandsteen. Zorg ervoor dat er altijd vers water beschikbaar is. Als kittens in de eerste levensweken alleen natvoer krijgen, kan de kaak in zijn ontwikkeling worden verzwakt.

Vanaf de leeftijd van ongeveer acht jaar wordt een kat als senior beschouwd. Aangezien een gezonde kat een levensverwachting heeft van vijftien tot twintig jaar (onder ongecompliceerde omstandigheden), is de tijd voor seniorenvoeding vrij lang. Maar tegen de leeftijd van acht jaar verandert het organisme van de kat: zelfs als het dier nog fit en lenig is, wordt de spijsvertering traag en vertraagt de stofwisseling. Ook de organen werken niet meer zo goed.

Bij de samenstelling van seniorenvoer is hier rekening mee gehouden: het bevat minder eiwit en fosfor en ontlast zo de nierfunctie. Het dier, dat over het algemeen rustiger wordt, profiteert van een lager energiegehalte en licht verteerbare ingrediënten. Ondersteunende toediening van voedingssupplementen in bepaalde situaties, bijvoorbeeld tijdens het wisselen van vacht, kan zinvol zijn, maar dient met de dierenarts te worden besproken.